Ik ben Sadiqova Yegana, geboren en opgegroeid in de stad Khankendi. We hadden een heel gelukkige leven in Khankendi. In 1988 Armeense bewoners van de stad Khankendi besloten om te vechten en ze hebben ons gedwongen onze huizen te verlaten. We hebben onze huis en haard verlaten en zijn naar Shusha gevlucht. Daarna hebben we “finse” tijdelijke huis verplaatst in de stad Chodzjali. Ik had een droom. Ik wilde aan de Universiteit studeren en daarom ondanks alles probeerde ik te focussen op mijn studie. In Chodzjali ging het weer beter. Maar op 25 februari avond tussen 22:00-23:00 zijn hevige beschietingen begonnen. Alle soorten militaire voertuigen zoals pantserwagen BTR of infanteriegevechtsvoertuig BMP en tanks hebben van alle kanten de stad aangevallen.
Ik, mijn moeder, mijn tante en haar twee kleine kinderen zijn in de richting van Gargar rivier gerend. We wilden via de Gargar rivier naar Ketik bos gaan. En daarvan konden wij naar Agdam gaan.
De man van mijn tante en mijn oom bewaakten de post, omdat ze in het verzet zaten.
We zijn in het bos gekomen. Het was vol met zwaargewonden mensen en dode lichamen. Het bos vol met afschuwelijke schreeuwen van gewonden, mensen die gijzelaar waren genomen en mensen die bevorderen voeten hadden.
Het sneeuwende harder. Het weer deed het niet mee. Het was heel erg moeilijk om te bewegen en verder lopen. Mensen konden niet meer lopen. De sneeuw was rood van het bloed van doden en gewonden.
In het bos werden wij, veel andere bejaarden, kinderen, vrouwen, zwangeren ook gegijzeld en naar de stad Asgeren gebracht. Mijn oom Karimov Intigam (broer van mijn moeder) en man van mijn tante Asadov Malchin werden ook samen met ons gegijzeld. Tot nu toe hebben we niets meer van hun gehoord. We weten niet wat er met hun gebeurd is.
Armeense troepen gingen mannen met legerkleding en wapens in de hand pakken en ze werden voor onze ogen onthoofd. Ze martelden ook alle manlijke bewoners van Chodzjali voor onze ogen.
We zijn getuigen geweest van de meest onbesproken en afschuwelijke martelingen die ik ooit heb gelezen of gehoord.
Wij, mijn moeder Sadigova Zuleykha, mijn tante Karimova Elmira en haar twee minderjarige kinderen zijn drie dagen in Asgeran in gijzeling gehouden. Daar waren veel gijzelaars – bejaarden, ouderen, vrouwen, kinderen, tieners. We werden in een oude en verlaten boerderij in gijzeling gehouden. We kregen geen water, geen eten. Elke dag werden we keer op keer gemarteld voor elkaars ogen. De mannen werden gepakt en apart gemarteld. We hoorden afschuwelijke schreeuwen die ik nooit meer kan vergeten, en ze zijn mijn nachtmerries geworden. Er lagen veel onthoofde lichamen en veel hoofden zonder lichamen.
Het is moeilijk om verder te vertellen wat we allemaal meegemaakt hebben. Het heeft een heel diepe wond gecreëerd in mijn bestaan.
De oorlogsmisdaden die ik heb gezien, zijn niet voor de ogen van mensheid. Ik hoop dat een dag bewoners rekening van deze genocide krijgen. Dan kunnen we tot rust komen.
Ilkana Goja
Dit artikel is tot stand gekomen door onderzoeken van getuigenissen van ooggetuige op YouTube, krantenartikelen en persoonlijke gesprekken met de persoon zelf.
@Alle Rechten voorbehouden. Niets van deze website mag worden verveelhoudigd en / of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, of op welke ander wijze en/of door welke ander medium ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemmingen van Stichting TogetherStrong. Ook mag niet gerefereerd worden aan informatie ana deze site of artikelen zonder correcte bronvermelding naar Stichting TogetherStrong.